
Gisteren was er zo’n warm onthaal hier op Rishilpi ongelooflijk. Voor mij, Nicole, is het nu de derde keer dat ik hier kom en het is onbegrijpelijk dat zoveel mensen mij nog kennen, zelfs de gehandicapte kinderen komen naar je toe rennen. Mijn moeder en vader moeten telkens apart vernoemd worden bij elke ontmoeting want ouders zijn erg belangrijk in de Bengaalse cultuur. Zij krijgen telkens extra kussen. Toos is “the second mom” en Jan stelt Andrew als zijn zoon voor. Want een gezin met alleen maar dochters is wel erg jammer. (een zoon heb je hier nodig voor de inkomsten van je oude dag...)
Vanochtend zijn we na het ontbijt het op het project Rishilpi rond gaan lopen.
Als eerst moesten onze “Salva Kamisch” (Bengaalse kleding) nogmaals gemeten worden. De maten waren per email doorgegeven maar ze konden onze maten niet geloven. Als het goed is zijn de Salva Kamisches klaar voordat we vertrekken. Alleen Toos had geluk, voor haar hing een jurk klaar.
Over elk onderdeel van het project is uitgebreid aan ons verteld. En overal waren we welkom. We zongen voor de kinderen “deze vuist op deze vuist” en zij zongen voor ons.
We zien overal de prachtige bloemen, de bananen en mango’s in de bomen en bloeiende bomen die bij ons kamerplantjes zijn.